De Nederlandse melkveehouder staat voor enkele grote uitdagingen, de ammoniakuitstoot uit stallen moet terug, de broeikasgasemissies naar beneden en de mineralenefficiency in de kringloop moet worden verbeterd. En dit alles op een duurzame, kosten efficiënte wijze.
Rinagro BV uit Piaam is een bedrijf dat zich onder andere heeft gespecialiseerd in de ontwikkeling en verkoop van een mestbewerkingsmiddel ter verbetering van mesthomogeniteit en mestkwaliteit en ter vermindering van ammoniakemissie. Agrimestmix is één van die producten. Het is een natuurlijk mengsel met mineralen en micro-organismen. Volgens Rinagro helpt Agrimestmix in drijfmest belangrijke biochemische processen op gang en stimuleert het de groei van micro-organismen waaronder bacteriën, die organische stikstof omzetten in ammonium stikstof en er voor zorgen dat de mest homogeen blijft.
Meten onder praktijkomstandigheden
Om het effect van Agrimestmix op emissies vanuit de mest en de fysische mestkenmerken te meten, wordt in twee identieke meetunits op Dairy Campus, onder gecontroleerde praktijkomstandigheden, een “Proof of Principle emissies” uitgevoerd. Het onderzoek richt zich op het oppervlakte van de mest aangezien hier direct uitwisseling mogelijk is tussen mest en lucht. Tevens worden monsters op diepte genomen om te bepalen hoe de AgriMestMix de totale mestmassa beïnvloedt. Deze mestmonsters worden geleverd voor een separaat project dat inzicht wil krijgen in de werking van de AgriMestMix. Dat project wordt uitgevoerd door Biotrack en leAF.
Proefopzet
In één van de twee meetunits wordt AgriMestMix toegediend door middel van het sprayen van de mix onder de roosters. In de andere unit, de controle afdeling, wordt ook gesprayd maar dan met water. De meetronde duurt circa 6 weken en na deze 6 weken worden de controle afdeling en de behandeling omgedraaid en starten de metingen nogmaals met weer nieuwe onbehandelde mest.
In de meetunits kan zowel de onttrokken lucht binnen als ook de lucht buiten de meetunits worden bemonsterd. Hiermee kan worden bepaald welke kwaliteit van lucht in de afdeling stroomt en welke kwaliteit en hoeveelheid eruit gaat. De emissies aan ammoniak kunnen continu worden gemeten, de emissies aan broeikasgassen (lachgas, methaan en koolstofdioxide) worden eenmaal per week bepaald. Daarnaast wordt van de mest de samenstelling, pH en mesthoogten gemeten.
Uit het onderzoek moet blijken in hoeverre het toevoegen van AgriMestMix leidt tot een reductie in ammoniak emissie zodat dit kan dienen als onderbouwing bij een aanvraag voor een voorlopige emissie factor.