‘Mest is de belangrijkste schakel in de kringloop van een landbouwbedrijf’, zegt melkveehouder Geert Broersma uit Damwoude.
Hij runt een bedrijf met 135 melkkoeien op 80 hectare grond. Mest noemt Broersma voeding voor de bodem. Hoe beter die mest functioneert, des te minder input heb je nodig van buiten je bedrijf. Mest functioneert beter als die de kans krijgt om te rijpen, is Broersma’s ervaring. ‘In onze situatie werken we met toevoegmiddelen in de mest, met bacteriën. We doen dat nu twaalf jaar en ik zie dat de grond minder afhankelijk is van kunstmest. Voorheen was de grasmat geel als je geen stikstof gaf en groen na een stikstofgift. Ik merk dat het gras nu makkelijker groeit en beter bestand is tegen de droogte.’ Weidegang draagt volgens de veehouder ook bij aan de benutting van mest. ‘Als je ziet wat er na tien dagen onder een mestflat vandaan komt, dan sta je versteld van het bodemleven. De bodem is prima in staat om mest zelf te verwerken.’ De verteerde mest is volgens Broersma een waardevolle voedingsbron. Het liefst zou de Friese veehouder zijn mest ook bovengronds uitrijden. Het moment van uitrijden is meer bepalend voor de benutting van mest dan de manier waarop. Ook de bodemtemperatuur is voor hem niet heilig.
‘De grond moet “aanstaan”. Als het bodemleven actief is, warmt de grond vanzelf op. De draagkracht van de grond is voor mij een belangrijker criterium. Bij een goede draagkracht zit er minder water in de bodem en is de bodem minder koud.
Bron: Veeteelt 11-2018