Reststromen groenafval, we hebben er allemaal wel mee te maken in zowel directe vorm als indirecte vorm. Groenafval uit ons huishouden, gaat linea recta in de groene container of op de eigen composthoop. Maar er is ook nog een indirecte groenstroom die wij waarnemen, maar verder niet over nadenken. Dat is het groen van buiten onze tuinen en terreinen. Het restmateriaal blad en gras van de gemeentelijke groenperken. Denk hierbij aan de bermen in de straat, het dorp of langs de snelweg. Of bijvoorbeeld het blad en het onkruid uit de gemeenteperkjes.

Deze soort biomassa zien wij met zijn allen vaak wel en wanneer er te lang niks aan gedaan wordt vinden wij daar allemaal ook wat van… Hoe wordt dit eigenlijk verwerkt? EN wat heeft dat met Rinagro te maken?!

Het is momenteel hot-topic om dergelijk groene reststromen zoveel als mogelijk binnen eigen gemeenten, en het liefst op dezelfde locatie waar het gewonnen wordt, te verwerken en hernieuwd toe te passen. Hiervoor zijn ook een aantal pilots opgezet door gemeenten zelf en groenverwerkers in de regio.
Één van deze initiatieven is het verwerken van dit bermmaaisel in balen en op hopen/ingekuild via de commerciele composteerder. Daar ook deze bedrijven met de tijd meewillen en meegaan, zien zij ook uitdagingen in een aantal bekende neveneffecten, te weten lage pH-waarde, emissies, uitspoeling en vooral ook het principe dat er een deel van het organisch materiaal niet omgezet/aangetast werd in de verwerkingstijd tezamen met nog de nodige kiemkracht in de onkruidzaden.

Per toeval was men dhr. R Joustra zelf tegengekomen en raakten zo aan de praat over de verschillen in de werkingsprincipes. Nieuwsgierig als men was, wilde men toch wel eens zelf checken of hetgeen Rinagro pretendeerde, ook wel klopte. Zo geschiedde. Er werd Compost-O ® aangekocht en in een parallelproef mee opgezet.
Na de termijn waarin de hopen de tijd kregen om te processeren, werden ze geopend en vergeleken. Wat men direct al opgevallen was is dat de hoop behandeld met Compost-O® als behoorlijk geslonken was in afmeting. Daarnaast was men verbaasd over het resultaat hoe ver het materiaal al voorverteerd was. Dit gebeurde zonder omzetten in het bestaande proces doorgaans nooit.

Al met al was de verbazing groot over het reeds bereikte eindresultaat, echter moesten de onderzoeken nog uitwijzen of het echt van dergelijke kwaliteit was als aangenomen werd. Zo werden er monsters genomen en testen opgezet om de kiemkracht van onkruidzaden te beproeven en te indexeren hoeveel parasitaire aaltjes er in het gecomposteerde product aanwezig was ten opzichte van de huidige procesvoering.

Na enige tijd kwamen de rapporten retour en zie daar, kiemkracht onkruid 0 en zelfs de aaltjes parasitair voor de plant waren 0. Daarentegen waren de goede aaltjes in ruime getale aanwezig.
Een mooie bevestiging hoe men met behandelde compost de onkruiddruk, de ziektedruk en dus een reductie van bestrijdingsmiddelen, kan verlagen!