Binnen de landbouw spreekt men vaak van melkveehouders, runder- en varkens-mesterijen. De paardenhouderijen worden meestal niet benoemd en zijn in zekere zin vaak een vergeten tak binnen de sector. Echter bij paarden is er eveneens sprake van mest, vaste mest nota bene.
Paarden worden vaak van schrale en tamelijk droge voeding voorzien, zowel het hooi als het brok dat het paard toebedeeld hebben dus invloed op de droge en relatief solide feces van een paard. Daarnaast worden de feces van een paard op stro opgevangen. Dit leidt aan de ene kant tot organische geboden stikstof door een relatief hoge C/N-ratio en daarnaast zal de heersende bacteriecultuur gassen vormen. Een goed voorbeeld hiervan is de winter. In de winter merkt men in paardenstallen dat er een vrij sterke ammoniaklucht hangt. Buiten het feit om dat dit niet een hele prettige geur is, kan het ook negatieve invloed hebben op de gezondheid van mens en dier aldaar.

Wanneer de vaste mest doorgaans uit de stal gehaald wordt, wordt het op een mesthoop/plaat bijeengebracht en opgeslagen. De hoop begint dan langzaamaan ook te rotten van binnen. Hierbij lopen de temperaturen aanzienlijk op en koolstof in de hoop zal „verbranden“ en dus niet meer aanwezig zijn. Naast de koolstof verliezen we ook andere voedingsstoffen als gevolg van emissiegassen en/of uitspoeling. Voor een zo efficiënt mogelijke kringloop en benutting van de eigen voedingsstoffen op het bedrijf is dit niet als ideaal aan te duiden. Bovendien verbrandt de koolstof wel, maar de kiemkracht van de ongewenste (on)kruidzaden wordt hier niet met zekerheid ontnomen.
Dit alles betekent, dat bij het uitrijden van de paardenmest over de akkers/landerijen er mogelijk uitdagingen zullen ontstaan in de volgende bereiken:

  1. De anaerobe cultuur begint niet te mineraliseren in de opslagtijd, maar pas na het uitrijden begint dit proces op het land/de akker. De resterende en eindelijk vrijgemaakte voedingsstoffen komen pas aan het einde van het seizoen voor de plant beschikbaar. Een “continue“ groei waarbij voldoende eiwit in het gras aanwezig is, moet met kunstmest georganiseerd worden.
  2. Omdat de voedingsstoffen pas aan het einde van het groeiseizoen beschikbaar gemaakt worden, zijn de planten niet meer in staat deze te verwerken en om te zetten in groei en vruchtvorming. Ook het bodemleven onder de anaerobe omstandigheden is dan niet in staat om de nutriënten te fixeren, waardoor uitspoeling van o.a. nitraat het water vervuilt en er emissies uit de bodem ontstaan. Door deze verliezen dient men elk voorjaar de bodem helemaal opnieuw te gaan voeden.
  3. De koolstof in de hoop verbrandt, daar tegenover wordt echter de kiemvaardigheid van de zaden in de hoop niet per definitie ontnomen. Onkruidzaden van bijvoorbeeld ridderzuring of akkerdistel kunnen dan na de bemesting met een onjuiste behandelde meststof over het gehele perceel opkomen. In deze situatie is men genoodzaakt de planten uit te graven of dood te spuiten, anders is de kans aanwezig dat het de andere, gewenste, planten verdrongen worden.
  4. Een kleiner maar niet onbelangrijker aspect is de smakelijkheid van het gras. Paarden eten gras waar de eigen mest opgekomen is vaak niet. De geur van de eigen mest zou nog aan het gras zitten waardoor het paard het niet eten wil.
  5. Bovendien zou het kunnen dat er wettelijke uitdagingen komen. Enerzijds wegens de vervuiling van het oppervlaktewater door middel van laat vrijgekomen stikstof (nitraat) of door de pesticiden ten behoeve van de onkruidbestrijding. Anderzijds vanwege de uitstoot van emissiegassen. Afhankelijk van de ligging ten opzichte van de natuurgebieden (Natura 2000) kan de regelgeving mogelijk al sneller en met meer impact kunnen worden ingevoerd.

Dus ook de paardenhouderijen worden momenteel steeds meer geconfronteerd met uitdagingen en veranderende wet- en regelgeving. Hoe kunnen dergelijke bedrijven innoveren om een stukje toekomstzekerheid te creëren?

Rinagro heeft reeds ervaring met het composteren van vaste mest en bermgras, maar ook de vaste paardenmest valt daaronder. Niet enkel met het doel om de mest, maar het gehele stalklimaat te verbeteren.

Met BoxCleanair® hebben wij inmiddels al in meerdere stallen een betere

luchtkwaliteit kunnen bereiken, als gevolg van het feit dat wij binnen deze veehouderijtak ook in staat zijn de microbiologie te sturen. Daardoor worden de emissies van niet enkel ammoniak (scherpe geur), maar ook methaan gereduceerd. Door de switch van de microbiologie begint ook de mineralisatie al op gang te komen. Zodra de boxen geleegd worden en de mesthoop vorm krijgt, adviseren wij de hoop nog eenmalig te behandelen voor een optimale compostering. De voordelen die BoxCleanair® brengen kan, zijn:

  • Mineralisering in opslagtijd, geen verliezen van de kostbare voedingsstoffen door uitspoeling of emissies.
  • Kiemvaardigheid van bepaalde onkruidzaden is weg.
  • De mest lat geen ‚reuksporen‘ na in het gras, waardoor de paarden het gras wel gewoon willen eten.
  • De voedingsstoffen komen constanter en enkel bij vraag voor de plant beschikbaar. Wanneer de plant dus geen voedingsstoffen nodig heeft (in bijv. de winter) worden voedingsstoffen niet beschikbaar gemaakt en spoelt het niet uit.
  • Zodra uitspoeling voorkomen wordt, zullen voedingsstoffen zoals stikstof in de bodem behouden blijven. Na de winter betekent dat, dat de stikstof nog aanwezig is die niet is opgenomen. Zo kan men met minder tot geen kunstmest toe!

Heeft u paarden en zou u graag meer willen weten van de toepassingsmogelijkheden van BoxCleanair®? Schrijft u ons gerust een e-mail of bel ons, wij helpen u graag